-
1 herself
pron. haarzelf[ (h)əself, hə:-] 〈 3e persoon enkelvoud vrouwelijk〉1 zich ⇒ haarzelf, zichzelf2 zelf♦voorbeelden:beside herself with joy • uitzinnig van vreugde(all) by herself • alleen, op eigen houtjeherself a mother … • zij is zelf moeder en …Mary did it herself • Mary deed het zelf/alleen -
2 zij
zij1I 〈 de (vrouwelijk)〉1 [vrouwtje] she♦voorbeelden:II 〈de〉1 [met betrekking tot mensen] side2 [zijden stof] silk 〈ook → link=zijde, voor voorbeelden in deze betekeniszijde, voor voorbeelden in deze betekenis〉♦voorbeelden:————————zij22 [3e persoon meervoud] they -
3 ze
ze1 [subjectsvorm 3e persoon vrouwelijk enkelvoud] she2 [informeel] [objectsvorm 3e persoon vrouwelijk enkelvoud] her3 [subjectsvorm 3e persoon meervoud] they4 [objectsvorm 3e persoon meervoud] them5 [als loos object] 〈zie voorbeelden 5〉♦voorbeelden:II 〈 onbepaald voornaamwoord〉1 [men] they♦voorbeelden: -
4 ze
ze2 [3e persoon meervoud] 〈 onderwerp〉 ils, elles; 〈 lijdend voorwerp〉 les; 〈 meewerkend voorwerp〉 leur3 [men] on♦voorbeelden:ze komt zo • elle arrive tout de suiteik heb ze niet gezien • je ne les ai pas vu(e)sroep ze eens • appelle-les doncze zeggen • on dit¶ eet ze
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский